Ons logo is een speelse hertekening van de letter ‘e’ waarmee de naam Emmaüsparochie begint. Je kunt er een tekstballonnetje in herkennen. Maar je kunt er ook een babbelend gezicht in zien, denk aan het pacman-icoon: in onze Emmaüsparochie staat de ontmoeting en het gesprek tussen mensen voorop. Zoals het in het Emmaüsverhaal beschreven wordt: “Twee van Jezus’ leerlingen waren op weg naar een dorp dat Emmaüs heet. En terwijl ze met elkaar in gesprek waren…” Bij elkaar op verhaal komen en daar woorden voor zoeken wordt zo tastbaar in ons logo. Ontmoeting tussen mensen, praten met elkaar is een basis voor het geloofsverhaal dat we willen delen.
Bekijk het logo nog even grondiger. Er zijn eigenlijk twee letters ‘e’ in verwerkt: de rode letter op de voorgrond, maar ook de blauwe ‘e’ op de achtergrond. We komen daarmee op het spoor van ons geloofsverhaal. Dat vertelt ons dat er nog een Stem meeklinkt in ons samenzijn, in onze hele samenleving trouwens. Het ‘e’vangelie klinkt voor christenen steeds mee als het verhaal achter mensen, en dat verhaal mag je achter je hele eigen leven herkennen. Het roept ook de ‘onbekende’ derde gesprekspartner uit het Emmaüsverhaal op, die uiteindelijk Jezus blijkt te zijn. “Ze zeiden tegen elkaar: ‘Was het niet hartverwarmend zoals Hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons opende?'”
En dan nog dit: de ‘o’ middenin het logo kreeg ook dat blauwe kleurtje. Zomaar? Neen. Deze ‘o’ is het middelpunt van het logo, het lijkt wel het punt waar alles omheen draait. Daarmee zijn we bij een van de basisvragen van ons geloofsverhaal: waar draait het om in ons leven? Wie of wat mag er het middelpunt van zijn? We durven geloven dat “Ik zal er zijn voor u” het middelpunt, de draaischijf van ons leven is. In dat verhaal zijn we samen ‘o’nderweg en willen we onze ogen steeds ‘o’penen om weer ‘o’p te staan en verder te gaan getuigen. “Nu gingen hun de ogen open en ze herkenden Hem, maar meteen was Hij uit hun gezicht verdwenen. Meteen stonden ze van tafel op en gingen terug naar Jeruzalem; daar vonden ze de elf en hun metgezellen bijeen.