Sta eens stil (bij Lc 5, 1- 11)

Sta eens stil

‘Vaar naar diep water en gooi jullie netten uit om vis te vangen!’
Petrus wist niet wat hem overkwam! Wie vaart er nu naar diep water om vis te vangen? Daar bijten ze toch niet?
‘Maar als U het zegt…’ antwoordt Petrus en hij doet het! Jezus zelf nodigt hem uit en dàt geeft hem de ultieme zet om het toch te doen! Een geloofsbelijdenis!
En de netten stromen vol, zo vol dat er anderen bij worden geroepen om te helpen en mee te delen in de overvloed. Mensen mogen in overvloed ontvangen van het goede dat God hen geeft en ervan meedelen.
Voor Petrus was die cadeau te groot. Hij voelde er zich ongemakkelijk bij.
Hij verdiende dit niet, vond hij. ‘Ga maar weg, want ik ben een zondig mens’ was zijn antwoord. Hij wist er geen blijf mee!
Ook jij en ik weten daar in ons leven geen blijf mee!
Deze hallucinante, overvloedige vangst, dit veel te veel aan goedheid, deze liefde die je zomaar – om niet – ontvangt. Dit doet wankelen. Wij kunnen niet meer terug naar ons gewone leven van elke dag: met onze aandelen, met ons kopje koffie, met de crisis, met onze bonus, met de derde wereld, met goede tijden slechte tijden, met onze liefde en ons tekort aan liefde.
Petrus en zijn vrienden konden dit ook niet meer. ‘Wees niet bevreesd…’ zei Hij en ze lieten hun netten achter en volgden Hem.
Jezus spreekt dat wonder woord: ‘Vaar nu naar het diepe!’ Stuur het bootje van je leven naar het diepe, weg van de drukte van de oever. Stuur het naar de plek van onthaasting, naar de plek van de stilte en spreek met Mij. Laat me spreken in je stilte en laat ons elkaar daar vinden. Doe het, zal Hij aandringen, wees niet bang. Ik ben immers mee in je levensboot!
En dan kunnen we los laten en opnieuw beginnen. We maken van onze netten vangnetten om mensen op te vangen die dreigen te zinken! Om mensen weer vaste grond onder de voeten te geven.
Soms word je geroepen, luid en duidelijk en geef je antwoord.
Soms ben je betrokken geraakt en weet je niet zo goed waar en wanneer.

Zoals Dag Hammerskjøld het zegt:
Ik weet niet wie – of wat – de vraag stelde.
Ik weet niet wanneer zij gesteld werd.
Ik herinner me niet dat ik antwoordde.
Maar eens zei ik ja tegen iemand of iets.

Die Iemand is dan Hij die heet ‘Ik zal er zijn voor u!’

Christine

Sta eens stil (bij Lc 5, 1- 11)